Sjabbat Tazria-Metsora, 3 mei 2025/ 5 ijar5785
Wajikra/Leviticus 14: 33-57, 15: 1-33. Tanach blz. 226-230.
Haftara: Job 1: 13 – 3: 1. Tanach blz. 1481-1483.
Vertaler: Benjamin Cohen
Coördinatie: Harry Polak
Commentaar: rabbijn Jonathan Sacks z.l., o.a. opperrabbijn van het Britse Gemenebest.
Use the link to read or listen to the original text in English.
_________________________________________________
De plaag van kwaadsprekerij
De rabbijnen moraliseerden de aandoening tzara’at – vaak vertaald als melaatsheid -, het onderwerp dat zowel Tazria als Metsora domineert. Het was, zo zeiden ze, eerder een straf dan een medische aandoening. Hun interpretatie was gebaseerd op het interne bewijsmateriaal in de boeken van Mosjee zelf. Mosjee’s hand werd melaats toen hij twijfels uitte over de bereidheid van het volk om in zijn opdracht te geloven (Ex. 4: 6-7). Mirjam werd getroffen door melaatsheid toen ze zich negatief uitliet over Mosjee (Num. 12:1-15). De metzora (melaatse) was een motzi sjem ra: iemand die geringschattend over anderen sprak.
Kwaadsprekerij, lasjon hara, werd door de wijzen beschouwd als een van de ergste zonden. Zo vat Maimonides het samen:
De Wijzen zeiden: er zijn drie overtredingen waarvoor iemand in deze wereld wordt gestraft en geen deel heeft aan de wereld die komt – afgoderij, ongeoorloofde seks en bloedvergieten – en kwaadspreken is net zo erg als alle drie samen. Ze zeiden ook: wie met een boze tong spreekt, is alsof hij God verloochent… Kwaadspreken doodt drie mensen: degene die het zegt, degene die het accepteert en degene over wie het gezegd wordt.
(Hilchot Deot 7: 3)
Is dat wel zo? Denk maar aan slechts twee van de vele voorbeelden. Begin 13e eeuw brak er een bittere strijd uit tussen aanhangers en critici van Maimonides. Voor de eersten was hij een van de grootste Joodse geestelijken aller tijden. Voor de laatstgenoemden was hij een gevaarlijke denker wiens werken ketterij bevatten en wiens invloed ertoe leidde dat mensen de geboden veronachtzaamden.
Er vonden felle woordenwisselingen plaats. Beide partijen spraken veroordelingen en excommunicaties uit tegen de ander. Er waren pamfletten en contra-pamfletten, preken en contra-preken, en de Franse en Spaanse Joden waren enige tijd in grote beroering door de controverse. Toen werden in 1232 de boeken van Maimonides door de Dominicanen verbrand. De schok bracht even rust; toen ontheiligden extremisten het graf van Maimonides in Tiberias. Begin jaren 1240, na het Dispuut van Parijs, verbrandden christenen alle exemplaren van de Talmoed die ze konden vinden. Het was een van de grootste tragedies van de Middeleeuwen.
Wat was het verband tussen de interne Joodse strijd en de christelijke verbranding van Joodse boeken? Maakten de Dominicanen misbruik van de Joodse beschuldigingen van ketterij tegen Maimonides om hun eigen beschuldigingen te uiten? Was het simpelweg zo dat ze konden profiteren van de interne verdeeldheid binnen het jodendom om door te gaan met hun eigen vervolgingen zonder angst voor georganiseerde Joodse represailles? Hoe dan ook, veel van de ergste christelijke Jodenvervolgingen gedurende de middeleeuwen werden aangewakkerd door bekeerde Joden, of buitten zwakheden binnen de Joodse gemeenschap uit.
Later, in de moderne tijd, was R. Meir Loeb ben Yechiel Michal Malbim (1809-1879), opperrabbijn van Rumania [1], een van de meest briljante exponenten van de orthodoxie. Een eminent geleerde, wiens commentaar op de Tanach een van de glorieuze werken van de negentiende eeuw is, die aanvankelijk door alle groepen in de Joodse gemeenschap verwelkomd werd als een geleerde en religieus integere man. Al snel ontdekten de meer ‘verlichte’ Joden echter tot hun ontsteltenis dat hij een fervent traditionalist was en ze begonnen de burgerlijke autoriteiten tegen hem op te zetten. Op posters en pamfletten portretteerden ze hem als een onverlicht overblijfsel uit de Middeleeuwen, een man die zich verzette tegen de vooruitgang en de tijdgeest.
Eens, op Poerim, stuurden ze hem een voedselpakket met varkensvlees en krabbetjes, met de begeleidende boodschap: ‘Wij, de lokale progressieven, zijn vereerd deze delicatessen en smakelijke gerechten van onze tafel aan te bieden als een geschenk aan onze beroemdheid.’ Uiteindelijk, als reactie op de campagne, trok de regering haar officiële erkenning van de Joodse gemeenschap en van Malbim als opperrabbijn in en verbood hem te preken in de Grote Synagoge. Op de vroege ochtend van vrijdag 18 maart 1864 omsingelden politieagenten zijn huis, arresteerden hem en zetten hem gevangen. Na de sjabbat werd hij op een schip gezet en naar de Bulgaarse grens gebracht, waar hij werd vrijgelaten op voorwaarde dat hij nooit meer naar Rumania zou terugkeren. De Encyclopaedia Judaica beschrijft de campagne als volgt:
M. Rosen heeft verschillende documenten gepubliceerd die de valse beschuldigingen en laster aan het licht brengen die Malbims Joods-assimilationistische vijanden tegen hem aan de Rumeense regering schreven. Ze beschuldigden hem van gebrek aan loyaliteit en van het belemmeren van de sociale assimilatie tussen Joden en niet-Joden door te eisen dat de spijswetten werden nageleefd, en zeiden: ‘Deze rabbi wil met zijn gedrag en verboden onze vooruitgang belemmeren.’ Als gevolg hiervan vaardigde de premier van Rumania een proclamatie uit tegen de ‘onwetende en brutale’ rabbi… Als gevolg daarvan weigerde de minister rechten te verlenen aan de Joden van Boekarest, omdat de rabbi van de gemeenschap ‘de gezworen vijand van de vooruitgang’ was.
Vergelijkbare verhalen kunnen worden verteld over verschillende andere vooraanstaande geleerden – onder wie R. Zvi Hirsch Chajes, R. Azriel Hildesheimer, R. Yitzhak Reines en zelfs wijlen rabbi Joseph Soloveitchik van gezegende herinnering, die in 1941 in Boston voor de rechter werd gedaagd om terecht te staan vanwege verzonnen aanklachten van de lokale Joodse gemeenschap. Maar deze schandelijke episodes waren slechts een voortzetting van de wrede oorlog die tegen de chassidische beweging werd gevoerd door hun tegenstanders, de mitnagdim, waarbij veel chassidische leiders (onder wie de eerste Rebbe van Chabad, R. Shneur Zalman van Ladi) gevangen werden gezet op basis van valse getuigenissen die andere Joden tegenover de lokale autoriteiten hadden afgelegd.
Voor een volk der geschiedenis kunnen we verbijsterend ongevoelig zijn voor de lessen van de geschiedenis. Keer op keer, niet in staat hun eigen conflicten beschaafd en hoffelijk op te lossen, belasterden Joden hun tegenstanders bij de burgerlijke autoriteiten, met gevolgen die desastreus waren voor de Joodse gemeenschap als geheel. Ondanks het feit dat het hele rabbijnse jodendom een cultuur van debat is; ondanks het feit dat de Talmoed expliciet stelt dat de visies van de Hillelschool geaccepteerd werden omdat ze ‘mild en bescheiden waren, de visies van hun tegenstanders zowel als hun eigen visie onderwezen, en de visies van hun tegenstanders vóór hun eigen visie onderwezen’ (Eroevin 13b) – ondanks dit alles zijn Joden degenen van wie ze de visie niet begrepen, blijven veroordelen, aanklagen en zelfs excommuniceren, zelfs toen de mikpunten van hun minachting (Maimonides, Malbim en de rest) tot de grootste verdedigers ooit van de orthodoxie tegen de intellectuele uitdagingen van hun tijd behoorden.
Waaraan waren de aanklagers schuldig? Alleen aan kwaadsprekerij. En wat is kwaadsprekerij eigenlijk? Louter woorden. Toch hebben woorden gevolgen. Door hun tegenstanders te kleineren, kleineerden de zelfverklaarde verdedigers van het geloof zichzelf en hun geloof. Ze slaagden erin de indruk te wekken dat het jodendom onnozel is, bekrompen, niet in staat om met complexiteit om te gaan, hulpeloos tegenover uitdaging, een religie van banvloeken in plaats van argumenten, excommunicatie in plaats van een beredeneerd debat. Maimonides en Malbim aanvaardden hun lot filosofisch. Toch is het om te huilen om te zien hoe een grote traditie zo ten onder ging.
Wat een verbluffend inzicht was het, om lepra – die misvormende ziekte – te zien als een symbool en symptoom van kwaadsprekerij. Want we raken werkelijk misvormd wanneer we woorden gebruiken om te veroordelen, en niet om te communiceren; om onze geest af te sluiten in plaats van te openen; wanneer we taal als wapen gebruiken en er bruut mee omgaan. De boodschap van Metsora blijft. Taalgeweld is niet minder wreed dan fysiek geweld, en zij die anderen besmetten, worden op hun beurt ook besmet. Woorden verwonden. Beledigingen kwetsen. Kwaadsprekerij vernietigt gemeenschappen. Taal is God’s grootste geschenk aan de mensheid en moet worden beschermd als we willen dat ze geneest, niet schaadt.
[1] Na de Tweede Wereldoorlog werd het land officieel omgedoopt tot Roemenië, maar aangezien we het hier hebben over het land van vóór 1939, gebruiken we de officiële naam van toen: Rumania.